Loopgenot

Follow @renevanbelzen on Micro.blog.

Plan voor komende week

Als je flexibel wilt zijn, moet je een trainingschema hebben dat ruimte biedt voor aanpassing. Gelukkig is dat bij de Methode Verheul het geval. Aanstaande zaterdag wil ik een halve marathon lopen en daarvoor wil ik specifiek trainen.

Vandaag heb ik al een 1000 m intervaltraining gedaan. Wel, geen echte intervaltraining, meer een wisselduurloop. Ik liep zes keer 1000 m op een tempo tussen de 4.53 en 5.05 min./km, telkens gevolgd door 1000 m op een tempo lager dan 6.05 min./km. Hiervoor gebruikte ik mijn gecalibreerde Polar RS200 met footpod. Je hoeft eigenlijk alleen op de piepjes te letten (langzame piepjes als je te langzaam loopt en snelle piepjes als je te snel loopt). Vooral in de snelle stukken is dat makkelijk om je tempo aan te houden en in de langzame (herstel)stukken om niet te snel te lopen.

Deze woensdag wil ik nog zo’n “wisselduurloop” doen. Voor de rest van de week wil ik drie trainingen doen van tien maal 400 m, met 400 m herstel. Vrijdag wordt dan mijn hersteldag, om zaterdag de halve marathon rond de Kralingse Plas te lopen (in Rotterdam).

Waarom nu deze opzet, wat is mijn redenering? Wel, de 400tjes zijn basistraining, geschikt om een 10 km afstand te lopen (net boven het omslagpunt) en de 1000tjes verbeteren het duurvermogen, om met meer gemak een lange afstand te kunnen lopen. Ik heb in de week voor de Bredase Singelloop ook twee sessies met 1000tjes gedaan en dat is me goed bevallen. Blijkbaar is dat wat ik nodig heb.

Het is dit experimenteren met trainingen en kijken wat werkt, wat de Methode Verheul zo flexibel maakt, zelfs nog flexibeler dan de Souplessemethode, zoals gepropageert door Klaas Lok in zijn boekje “Het Duurloopmisverstand”. Als iets werkt, dan houdt je het zo. Het is dus vooral praktisch bezig zijn met de training en hoogdravende gedachten over hoe je zou moeten trainen voorbij te laten draven.

Het doel (en subdoelen) staan vast, zodat het nu een kwestie is van de progressie op gang te houden door te blijven schaven aan het trainingschema. Zolang het van week tot week beter gaat en sneller gelopen wordt, ben ik op de goede weg. Ik sluit niet uit dat het af en toe wat minder gaat, maar na een kort oponthoud pak ik de draad vast weer op.

Van praktisch geen uithoudingsvermogen hebben (5 km in 34 minuten) naar een marathon binnen de drie uur lopen in pakweg 18 maanden is niet iets wat je zomaar uit de mouw schudt. Daar moet je serieus aan werken en het een en ander blijven aanpassen. Alles wat je dichter tot het doel brengt is goed en de rest negeer je gewoon, alsof het niet bestaat. Je laveert dus tussen de obstakels heen die het leven is en houdt rekening met het onverwachte, zowel ten positieve, als ten negatieve.

Da’s weer genoeg gefilosofeer voor deze week op dit weblog.