Loopgenot

Follow @renevanbelzen on Micro.blog.

De dag na de grote wedstrijd

Omdat de Halve Marathon Rotterdam mijn eerste marathon sinds ruim vier jaar was, mag ik wel stellen dat het voor mij op dit moment een grote wedstrijd was. En dat kon ik vanmorgen toen ik opstond voelen ook. Allerlei pijnen en pijntjes waren mijn deel en ik moest iets ondernemen om deze “probleempjes” zo snel mogelijk op te lossen.

Mijn reddende engel in zulke gevallen is de bevroren gelpack. Door enkele malen per dag een kwartier lang een bevroren gelpack op de pijnlijke plek te leggen, gaat het herstel een stuk sneller. Tenminste, dat is mijn ervaring tot nu toe.

Iets anders wat essentieel is gebleken, is het lopen van een hersteltraining. Voor mij houdt dat in om van huis uit zo’n 12 minuten naar een plek in het bos te joggen, daar wat oefeningen te doen en dan een kort stukje hard te lopen met de rem erop. En jongens, wat deed het joggen naar het bos weer een pijn. Dat is de prijs voor mijn ambitie.

Toen ik eenmaal opgewarmd was en de spieren soepel waren, was de stijfheid (en de bijhorende gevoeligheid) in de spieren verdwenen. Deed ik vorig week nog met moeite een langzame loop van 20 minuten, nu kon ik redelijk makkelijk 30 minuten in het bos lopen. Ik denk dat het ongeveer overeenkomt met wat de gemiddelde trimloper in het bos zou doen (iemand die nooit aan een wedstrijd zou deelnemen). De snelheid lag ergens tussen de 10 en 11 km/u.

De hersteltraining werd afgesloten met een set dynamisch rekoefeningen (ai, stijve spieren) en terugwandelen naar huis. Eenmaal thuis deed ik nog wat stretchoefeningen, om de stijfheid verder te verdrijven. Vanavond zal ik die oefeningen herhalen en over de dag bevroren gelpacks leggen op de pijnlijke spieren.

Tja, wie sneller wil worden moet pijn lijden. Er schijnt geen ontkomen aan te zijn, zeker als je tegen de vijftig jaar aan zit. Alhoewel, toen ik mijn eerste halve marathon liep in Egmond aan Zee, ruim zeven jaar geleden (14 januari 2001) was ik veel stijver. Ik moest maandag 15 januari 2001 achterwaarts de trap aflopen, omdat voorwaarts niet ging vanwege de spierpijn. Toen deed ik bijna 2 uur en 5 minuten over een halve marathon, terwijl ik gisteren binnen 1 uur en 48 minuten over de eindmeet spurtte. Ik woog toen zo’n 82 kg, terwijl ik gisteren 86 kg woog.

De geruststelling uit die tijd was dat de tweede halve marathon die ik in mijn leven liep (Goed-Beter-Bestloop op 28 januari 2001, in 1:53:21) ruim 11 minuten sneller ging, maar nog steeds langzamer dan wat ik gisteren in de boeken schreef. Mijn conclusie is dat ik in staat ben om heel snel vooruitgang te maken, want nog geen twee maanden later (CPC-loop op 24 maart 2001) liep ik nog eens 8,5 minuten sneller (1:44:53). Dat is bijna twintig minuten eraf in tweeëneenhalve maand, oftewel zes procent per maand.

De pijn die ik vandaag ervaar is dus ergens goed voor. Ik zie het maar als het begin van de aanpassing van mijn lichaam, zodat deze –als ik er de tijd voor neem– op den duur een halve marathon kan lopen zonder al deze ongemakken naderhand. Het is dus ook een kwestie van de progressie een beetje in de hand te houden, zodat deze niet voortijdig stopt door opgelopen blessures die voortvloeiden uit niet opgeloste pijnen en pijntjes.

Dat laatste is ook de reden dat ik me niet gek laat maken door de einduitslag van gisteren, ruim twee minuten onder mijn streeftijd. Een beginneling zou denken dat je dan de streeftijd van de volgende belangrijke wedstrijd ook met twee minuten kunt verminderen. Dat is een val waarin ik niet nog eens wil trappen, want het leidt bijna onherroepelijk tot een langdurige blessure.

We houden ons gewoon aan het schema en zien het resultaat van gisteren gewoon als een meevaller, zoals er hopelijk nog veel zullen volgen.

Het volgende doel is het halve marathon onderdeel van de Marathon Brabant op 26 oktober 2008. Deze wedstrijd wil ik binnen de 1.45 uur lopen. Alles sneller is meegenomen, maar mijn starttempo zal gebaseerd zijn op die 1.45 uur, net als mijn starttempo voor gisteren gebaseerd was op een tijd van 1.50 uur.

Hier spreekt tien jaar ervaring als een hardloper.